Pieter Backer (16..? / I/p/9)
In 2012 gaf de Stichting tot behoud van het Nederlandse Orgel opdracht tot het maken van een orgel voor de benedenhal van het Arent thoe Boecophuis in Elburg, de nieuwe locatie voor het Nationaal Orgelmuseum. Voor de bouw van het instrument werden een oude kas en een bestand oud pijpwerk gebruikt.
De orgelkas dateert uit 1750 en werd oorspronkelijk gemaakt voor het orgel van de OLV Broederschap in de St.-Elisabethskerk te Grave. F.C. Smits maakte er in de negentiende eeuw een nieuw orgel in voor de St.-Lambertus in Groot Linde bij Grave. In 1915 dankte men de kas af; in de jaren 1980 kwam het meubel in ons bezit.
Het oude pijpwerk is afkomstig uit het voormalige orgel van de Julianakerk te Scheveningen. Het kwam in ons bezit bij de bouw van een nieuw orgel voor deze kerk in 1973. Op basis van toonnaaminscripties en mensuren wordt het oudste pijpwerk toegeschreven aan Pieter Backer uit het laatste kwart van de zeventiende eeuw. Uit sporen is af te leiden dat het pijpwerk in de achttiende eeuw waarschijnlijk door het huis Bätz is aangepast en in de negentiende eeuw nog eens. De oude registers zijn gerestaureerd en gecompleteerd, de dispositie aangevuld met een nieuwe Quintadeen en Regaal. Het laatste register is een kopie van de gelijknamige stem in het orgel van Pieter Backer in de Bonifaciuskerk te Medemblik (1671). De nieuwe windlade, mechaniek en claviatuur sluit nauw aan bij oude voorbeelden in Medemblik, Oosthuizen en Westzaan.
Wij hebben ontbrekende delen van de kas bijgemaakt. Het snijwerk is gerestaureerd en in zuidelijke barokstijl aangevuld. De bekroningen op de kas zijn werkstukken van Marius van Wijk (Eefde). Op basis van kleurenonderzoek door Roos Keppler (Amsterdam) is de oorspronkelijke blonde houtimitatie op de kas aangebracht, aangevuld met verguldwerk.
Het orgel is op 21 september 2013 in gebruik genomen. Adviseur was Cees van der Poel. Na de restauratie werd het orgel omgedoopt tot ‘Maarten Seijbel-orgel’.
Dispositie